Naast schilder en tekenaar van Manus had Ernest ook een liefde voor het schrijven van gedichten. Een greep uit zijn gedichten zijn hieronder te bekijken.
1968
negentienhonderd acht-en zestig
is het jaar waarop voor het eerst
tijdens de vlucht van apollo 8
de maanlander wordt beproefd
en in kaapstad
in het grote schuurziekenhuis
verricht dr. christian barnard
s´werelds eerste harttransplantatie
in de vs en in europa
van new york tot berlijn
van parijs tot amsterdam
overal woedt revolutie
tijdens de opstand van studenten
en arbeiders in parijs
komt het volk op de barricaden
en de verbeelding aan de macht
de landen van het warschaupact
verstoren bruut de praagse lente
in Duitsland schiet josef bachman
het idool rudi dutschke neer
robert kennedy wordt vermoord
evenals martin luther king
op het balkon van zijn hotel
in memphis tennessee
in vietnam start de vietcong
het beruchte tet-offensief
het peloton van lt. calley
richt in my lai een bloedbad aan
nixon beleeft zijn finest hour
na een nek aan nek race
met hubert humphrey wordt
tricky dicky president
nine eleven wordt in de vs
alarmnummer voor de telefoon
en ergens in egypte ziet
mohammed atta het levenslicht
a day in the life
opschietende
huizenblokken
daverende hitte
mengt zich met
bouwvakkerskreten
diender schrijft bon
voor foutparkeerder
vliegtuig vol
vakantiegangers
zet landing in
een dag in het leven
vrijdag 27 april
tweeduizendenzeven
back to the sixties
terug in de sixties
zie ik een wereld
van psychedelica
hippies provo´s
en profeten
drop outs & sit ins
van sex en politiek
van frank borman
james lovell
en william anders
in hun apollo 8
ruimtecapsule
op kerstavond
draaiend rond de maan
van john ichnaton lennon
en zijn virgin yoko
in hun hilton hermitage
à fl. 200.- per etmaal
liefde bedrijvend
leuzen lancerend
hair peace bed peace
elijah muhamed
predikt er
zijn zwarte kruistocht
rode dany
revolutie
maharishi mahesh yogi
transcendente meditatie
op kerstavond
toen frank borman
james lovell
en bill anders
het avontuur
van hun leven beleefden
heb ik aan jou gedacht
draaiend rond de maan
in hun apollo 8
ruimtecapsule
waren zij heel wat dichter
bij de aarde
dan ik bij jou was
mijn dulcinea…
ballade van red nickel en mary tramp
red nickel en mary tramp
reden het klokje rond
met booz bendix
en de kleine mortimer
-weerwolf helhond regen en wind
regen en wind
zij kraakten de bank van denver
en kaapten een dc 8
en mary molde een diender
want dat hoorde er zo bij
vond ze
big booz hield van mary
maar zij sliep enkel met red
duizend doden stierf booz
en de kleine mortimer?
hij lachtte alle dagen
en at zijn buikje rond
wat zijn ogen zagen
stalen zijn handjes
maar zijn oude moeder
wachtte vergeefs in tucson
red trouwde zijn mary in phoenix
en booz kreeg een blauwe boon
ach mensen zo gaat dat altijd
iwan slaat huilend
zijn vriendje pavel dood
om een pluchen teddybeer
en de zon schijnt evengoed
red nickel en mary tramp
rijden het klokje rond
met de geest van booz bendix
en de kleine mortimer?
-weerwolf helhond regen en wind
regen en wind
bivak
een streek grijs
een streek rose
dat is de hemel
daaronder
tenten
schaduwen
de stormlantaarn
en ernaast
vermiljoen
het brandblusapparaat
boswandeling
wat kan men over de
herfst nog schrijven
over de kleuren
over het licht
je loopt gewoon door
een oud schilderij
een goudomrand gedicht
als in een droom
het roodborstje
de vliegenzwam
de oude beuk
je kunt er
hoogdravend over doen
maar zeg nu zelf
wat kan het die boom,
het bos nu schelen
dat jij hier loopt?
Cecile est morte
het laatste dat
het slachtoffer
zag
dat waren de
peilloos
diepe ogen
van de kat
die op haar
borstkas zat
child of the universe
luister
voor je me oordeelt
ik weet niet wie ik ben
maar dit weet ik zeker
ik ben niet die ik was
ik was immers niet
van deze planeet
xantor was ik van antares
op de golven van het licht
kwam mijn schip
uit een wereld
waar geen tijd bestaat
naar het eiland aarde
god was ik en superman
ànders was ik begrijp je?
ben ik nu zwart en
gediscrimineerd?
odysseus bij de faiaken?
jan palach
brandend in Praag?
zeg me
wat ben ik voor jou?
raskolnikow?
een onbewoond eiland?
een vorst in ballingschap?
ben ik
rusteloos woekerend
langs smalle paden
mij voedend met mest en regen
meer dan een plant,
vestaalse?
de dag dat ik doodging
de dag dat ik doodging
was het lichtbewolkt
met af en toe
een bui
de temperatuur lag
rond de 16 graden
de rest van de week
bleef het wisselvallig
maar in het weekend
was het droog
en zonnig
de dag verschijnt
eerste kwartier
lam en hemel
klavertje vier
lam en hemel
hamel en hel
wat doe ik hier
zingt de bel
levend en wel
de dood loert
in de vlakte der kruiken
in de vlakte der kruiken
loert de dood
in de vlakte
in de vlakte der kruiken
de kinderen
vanwege de sterren
zijn ze op pad gegaan
vanwege de sterren
en de maan
met kaarsjes in de knuistjes
de oogjes vol van kattenkwaad
spiegelend in de lichtjes
van de lange lindenlaan
ze lopen langs de melkweg
plukken sterren links en rechts
bouwen een sneeuwpop in de kosmos
en slapen bij de grote beer
dan sluit klaas vaak hun oogjes
de kaarsjes blaast hij uit
dan dromen ze van allah
of van ons lieve heer
de lieve vrede
de duif die zich
in het stadshart
voor mijn ogen
dood vloog tegen
een winkelruit
de menigte die
staarde en haar
mededogen uitte
met het zielige
stuiptrekkende dier
en ik die enkel
dacht aan de
lieve vrede die
onlangs wederom
gesneuveld is
de maan scheert langs
de rafelranden
van de nacht
de aarde tikt rusteloos
aan de pols
van het heelal
ginds slaap jij
hier ik
omhels jij ook je kussen
op dit ons duister halfrond
de maan zeilt hoog het wereldruim door
als een kinderschelp
waarin je de zee kunt horen
de lente komt
een beetje leeg
een beetje verloren
de ochtend na het feest
rijdend naar margraten
in gezelschap van o.a.
the soft machine
jefferson airplane
en pink floyd
zag ik boomgaarden
mistig kwijlen
en wist terstond
het leven is dauw
de rivier zal heden
zijn hoogste stand bereiken
de terpkerk prikt
haar puntmuts broos
in de gordijnen
waardoor achteloos
cherubijnen zeiken
de gouden stralen
glanzen in de zon
achter de dijken
plunderen meeuwen
de dorpen die met hun voeten
in het water staan
de sjamanen
in sjofele regenjassen
met vale vilten hoeden
dreunen dinosaurussen
s´nachts door heilige hallen
grijpen mij bij de strot
lezen me altijd
op hoge toon de les
en eisen hun pond vlees
betalen doe je toch in´t end
zoals mijn oude moeder zegt
dus rijgen ze mij alsnog aan ´t mes
dat is hun goede recht
halleluja bloed van het lam
op het altaar van de nacht
regent het bullen en traktaten
tot de dageraad
op kousenvoeten gaan ze heen
verjaagd door het ochtendrood
zinken ze in het verleden weg
en in vergetelheid
nu zijn ze dood en ik
ik leef en volg mijn ster
totdat ik net als hun zal zijn
een fossiel een zucht een steen
de stad ontwaakt
een beduimeld boek
de oevers slordig
aan elkaar geniet
de wind bladert
door de straten
de rivier rekt zich
uit in haar bedding
de huizen gapen
bewoners sijpelen
naar buiten in het
ochtendlicht
maastricht
open en dicht
don´t follow leaders
honderdtwintig bavianen
vruchteloos stortende hun zaad
op de kale apenrots
monniken met grauwe kappen
diepgedoken in hun mantels
ballingen zonder gezicht
norse moai starend naar
de golvende savannenzee
waar impala´s over dansen
zittend op hun apenrots
zonder eten zonder drinken
wachtend op de jongste dag
jaarhonderden al aangekondigd
door piskijkers en profeten
in de naam van hun geloof
dagen rijgen zich aaneen
tot de tijd is volgemeten
het fatale uur voorbij
dan heeft de leider zich verheven
en als één aap zijn ook
de discipelen opgestaan
armageddon
is wéér niet doorgegaan
Earthflight
de vogel die naast je vliegt
geruisloos als was hij geen
vogel maar je blote ziel die
spottend kijkt als vraagt ze
jou waarheen je denkt dat je
zult gaan
en ja klapwiekend verlaat je
dus de aarde waar voor jou
toch al geen plaats scheen
te zijn
de stilte zwijgt in duizend talen
de mensen weten je niet meer
je slaat ze gade met je
vinkenogen
en tekstballonnen komen je uit
ogen anus mond en oren maar
niets of niemand die ze nu
nog ziet
een duistere held
dronken dichter in het maanlicht
met je ransel vol van dromen
doldriest dansend op de maalstroom
sleur je trossen zielen mee
over het plaveisel
van de metropool
sla een radslag in de straten
straathond met je januskop
draai een woeste pirouette
rattenvanger god van de goot
speel je panfluit pancreator
paljas pandjas pauvre père
in je karmozijnen mantel
praatziek pronkend of je
andy bloody warhol was
dolend door de dageraad
fluister je je zwanenzang
hoofd in de wolken stijf van de coke
narren en nimfen schuldeloos
in de kometenstaart gevangen
van die verdorven kelderbloem
door de zoete geur gelokt
van jou, rottende papaver
sater met sirenenbloed
maar wie van hen die bedrogen
door je angelieke ogenschijn
hun ziel en zaligheid verloren
zal als de storm is uitgeraasd
en je naar beneden lazert
in je zelfgegraven kuil
je de helpende hand dan reiken
wie zal als euridice
orfeus bij zijn kladden grijpen
zonder om te zien in wrok
wie haalt jou terug uit hades
wie o wie
europa 21
de kosmos dijt uit
de aarde krimpt
en plotseling
zien we elkaar
weliswaar
met andere ogen
andere kleuren
happend naar lucht
op de stranden
zien we elkaar
badgasten en
bootmensen
sunmilk en wrakhout
levende iconen
van een op drift
geraakte eeuw
alleen de zee int
onverstoorbaar
de tol van hoop
en wanhoop
farao…
door de nacht splijten als zwammen de
wolken hun rafelige contouren giftig
witte bazuinstoten in helse gloed ver
uitstralend in de wijd opengesperde
mond der lege ruimte…………………
farao
onder uw sterren rijdt nu een jeep
liedje tijd en o het eeuwig verlangen
brandt fakkelend licht dit is een roes zo ligt
de weg een stroom vloeibaar zilver
geboortehuis
de buurt wordt eindelijk gesloopt
van het huis rest enkel een ruïne
zoëven nog speelde ik daar
op straat met al mijn vriendjes
doch iets of iemand heeft daarna
mij gekatapulteerd in een nieuwe eeuw
en wat ik nu waarneem is puin
wat kiekjes en herinnering
daar is het gejuich dat opklinkt als
na vijf jaar van verduistering
de straatverlichting branden gaat
de jeugd zich om de lantaarns schaart
men speelt gezeten op de stoeprand
gitaar en mondharmonika
we zingen ouwe taaie en
s´avonds als het kampvuur brandt
met nog de echo in mijn oren
tel ik toch de jaren wel
aan het vallen van de blâren
aan het krimpen van mijn vel
maar in de spiegel zie ik slechts
de jongen die ik was en ben
en op de boog tussen toen en nu
staat niets; geen hemel en geen hel
gedenk shambo
de heilige shambo
van het slachtveld
zijn naam gezegend
zijn ziel verzegeld
eeuwig rustend in
skanda vale te carmathan
welke friese stier
tuberculeus of niet
kan bij zijn leven bogen op
zijn eigen weblog
het eerbetoon van duizenden?
de lieve dames die vanochtend
het blijde nieuws mij brachten
van god´s woord
gedenk shambo!
god heb ik maar één keer gezien
( ik had ´m flink geraakt die avond )
en weet je wat
god was geen ezel maar een oude man
hij zat op een gouden troon en dacht
vanwaar kom ik
waarheen ga ik
waarom ben ik
kortom
gewoon een eenzame oude man
met niets dan een heelal
om mee te spelen
heksenberg
lieve libby
missy o´mine
mijn heksje
zozeer min ik je
dat mijn darmen
ervan kermen
from time to time
op je heksenberg
sta je onverveerd
altijd heb ik jou
mijn koningin
geëerd
toch heb ik
vaak gekeken
in de diepzee
van de ziel
wat ik deed
en misdeed
ik weet
daarmee kan men
niet leven
maar dan
te lang wachten
is eeuwig wachten
is nooit meer
wachten
herfst op de vliegbasis
een mistige nimbus op het hoofd van de dag
en een snoer zwaluwen om de hals
op de buik condensstrepen
rechts uit de flank schreeuwt de sergeant-majoor
en baldadig trappen de soldaten de mist kapot
de scherven schaterlachen op het grind
de dag draagt een aureool
van bladeren en antraciet
het laatste woord
terwijl het dorre lijf ten lange leste
zich voortsleepte in blessuretijd
naar waar de verre einder wenkte
de poort naar de oneindigheid
had reeds de geest zich losgemaakt
was op zijn schreden teruggekeerd
strevend naar de bron van het leven
zoekend naar de moederschoot
doch hoe de oude man ook doolde
en brabbelde in zijn kindertaal
het laatste woord heeft toch de dood
de stervende keek zijn dochter aan
en met zijn ultieme ademtocht
stamelde hij vol liefde; mama
het spijt enola zeer
maar ze komt vandaag niet lunchen
ze staat nu eindelijk terecht
voor moord met voorbedachten rade
op minstens 80.000 mensen
getuigen snikken; dat nooit meer
enola fluit ironisch
“ miss otis regrets ”
de verdediging pleit noodweer
maar wij hebben onze twijfels
het was niet slechts
dat fleurige jurkje
dat parasolletje
dat glaasje prik
welnee het was
veel meer dan dat
de stad verwisselde
haar winter- voor
haar zomerhart
Hij dobbelt niet
normaal gesproken
dobbelt hij niet
doch vandaag wierp hij
in een worp driemaal 6
dus schonk hij iemand
die al opgegeven was
het leven
opdat men zeggen zal
het wonder is geschied
-hoe maakt u het ?- vroeg dokter D.
-uitstekend- antwoordde collega C. :
-en u ?-
-uitmuntend, dank u-
er schuift een wolk voor de zon
een zwarte anarchistenwolk
met rode revolutieranden
want iets is er gaande
maar u weet niet wat het is
of wel soms, meneer van dalen ?
idols
ik ging voor een biertje
naar het cinemacafé
maar het werd een drinkgelag
de kater kwam later
in de vorm van
een junk met een mes
hij eiste poen
wat kon ik doen
ik gaf het hem
teleurgesteld
niet om het geld
maar godverdomme
waar was je nou lone ranger
waar blééf je, tonto???!!!
in een zeepbel
dat ogenblik-
de wolken weken en de zon
wierp een lans van licht
naar de tuin die geurde
van het nog natte gras
de aan de waslijn
wapperende lakens
waren bolle zeilen
van trots ten hemel
varende galjoenen
nooit hebben sindsdien
ooit vogels zo gezongen
nooit was het gras zo groen
zo transparant
klik zei de sluiter
en alles stond stil
voor altijd bevroren
in mijn hoofd
in seculum seculorum
-dàt ogenblik
je was
sowieso
veel te
spiritueel
voor mij
maar je benen
mochten er zijn
en trouwens
de rest ook
van top tot teen
al ben ik zelf
meer een kijker
dan een ziener
toen je verdween
wist ik wel waarheen
immers
in een vorig leven
was je de vrouw
van een huzaar
aus freiburg
kermis in de hel
terwijl de zon schijnt als een gek
valt de regen bij bakken neer
euforische gouden satertjes
dansen bezeten op straten
en pleinen
kletteren vrolijk in plassen
en goten
en kijk
de weerman lacht zijn tanden bloot
en haalt zich een nat pak
en ook de filosoof
gaat uit zijn dak
koninginnedag
de huizen aan de overkant
die hebben zitten zuipen
en dansen nu de horlepiep
hun mutsen op elf uur
alles fladdert en flaneert
de vrouwen en de duiven
er wapperen oranje vanen
en een rood-wit-blauwe vlag
geile bloemen pronkende
in hun kalkelbonte kleedjes
gaan alle perken te buiten
in mijn bierglas gaat tevreden
de oranje zon nu onder
en de rode zon gaat op
leen me je oor
francesco
ik zag je schaduw
in de nacht
ik zag je en dacht
aan maya
ruggelings lag zij
op de stier
die tussen zijn horens
droeg de zon
gekapt en getooid
voor het offerfeest
op het altaar
rekte de reus
door klokgelui
gewekt zich uit
slaapdronken
en nieuwsgierig
zijn dwarrelend oog
viel op de honden
die schuimbekkend
dansten rond
zijn reuzentors
zijn wiekende armen
krijgshonden waren het
honden in harnas
sjako s en helmen
opgehitst door
infantiele koningen
en drollige dwergen
leen me je oor
francesco
ik schenk je
als trofee
voor dag en nacht
aan maya
life is a bitch
de hertog van lauzun
( 1633-1723 )
was populair bij de dames
maar werd smoorverliefd
op de nicht van Louis XIV
mlle. de montpensier
dat kwam hem te staan op
een kerkerstraf van 10 jaar
later trouwde hij met haar
maar
het huwelijk was geen succes
-literatuur
is nergens goed voor
vond françoise sagan
met een verre glimlach
maar schrijven moest ze toch
en och
het blijft ook om het even
het leven
is nergens goed voor
lovely rita
kameraad rita
een dronken kat
aan de keukentafel
zelfs de moedervlek
was van de partij
evenals haar
rossige haar
het jongensachtige
lijfje geplooid
na de balletles
zal later uitdijen
tot matroneachtige
proporties
rita die ik noemde
natalie
goed dat ik je
nu niet zie
maandag 7 februari 2011
de sirenes loeien want
het is een mooie dag
de zon schijnt
in de maagdelijke tuin
luiden sneeuwklokjes
geruisloos hun
bruiloftslied
maastricht heeft me veel pijn gedaan
zei je bleekjes voor je gas gaf
en in je oude deux chevautje
terug naar het noorden reed
scherven van gebroken harten
liet je achter op het asfalt
waaronder godlof deze keer
niet het mijne
later stond ik op de brug
dwaas en dronken van de stad
die lag te deinen in de mist
ik keek haar in ´t gelaat en wist
maastricht en jij
hebben elkaar nooit begrepen
mandril
de overste heeft kennelijk
een hoge pet op van de missie
de manschappen minder
maar men geeft acht als nimmer
rechtsomkeer en in den arm
gelijk immer het geweer
de lemmeten gewet
de doelen roerend goed
de troepen onvervaard
zijn evenzovele larven
in de bonte kont
van de geschiedenis
met moonshine in de kruiken
en stenen in het bed
in de bruine kamer de verzopen trompet
ka ka ka kraaiers voor de regenruiten
but the damage is already done
de tijd maakt oude wonden wit
may I present to you bessie smith
the late great empress
of the blues jaja en het
onafgebroken ( claxongeloei? )
“ the rain keeps on fallin´
way down from the sky
feelin´ wet all over
I could lay right down an´ die ”
zwart worden de witte handen
zwart het blanke gezicht
de ouwe negerin in het bed
het geruis van de verzopen trompet
in de donkere kamer het is net
of ik het voor het eerst hoor
rainy weather blues
minions
de steenkring in de schemering
suizelt zijn eeuwenoude lied
hurlers heten de stenen
en dansen doen ze pas
als in het spookuur van de nacht
ook het brutale geschreeuw
en gefladder van de kraaien
de stilte niet meer breken
en de schoorstenen
van de verlaten tinmijnen
de enige getuigen zijn
bij een keltisch wegkruis
stapt een vrouw van haar motor
en loopt de hei op
en loopt en loopt
tot ze tenslotte
aan de horizon verdwijnt
the end
novemberlicht
de uitvaartstoet
glijdt na de dienst
glanzend de stilte in
van het najaar
het herfsttapijt
dempt elk geluid
in het park grient
de hazelaar
een kastanjeblad kleeft
op de autoruit
het portier slaat dicht
de hemel beeft
en het novemberlicht
gaat zachtjes uit
onder haar steen
met de jet set
slaapt tarzan´s jane
melancholieke
melaniewijze
wereldwijze
sexy baby jane
van elpenbeen verzadigd nu
en zat van pelikanenbloed
sluimert ze haar maagdenroes
krokodillentranen schreide zij
in het nachtelijk manhattanwoud
onder de snor
van de gemelijk
grommende walrus
zoeken bobby dylan
en dylan thomas
naarstig naar
de missing link
in haar boomhuis hurkt diana
haar hoge borsten nat bedauwd
mos in haar navel
slijk op haar jeans
geurend naar beer en waterbuffel
lanny budd vangt vlijtig
tijgers op times square
king kong rijdt rhinoceros
van kaapstad
naar timboektoe
van alfa tot omega
lady jane´s bezwete body
draagt een bronzen amulet
orchideeën dragen haar dijen
katten kijken uit haar ogen
apollo bewaakt haar bed
onder haar steen
met de jet set
slaapt tarzan´s jane
melancholieke
melaniewijze
wereldwijze
sexy baby jane
ontwaken
ik ben vier
ik speel in het park
met de andere peuters
tonia past op ons
wij horen sirenes
wij kijken omhoog
wij zien ze komen
de zilveren stipjes
zijn het er tientallen
honderden
duizenden
waar gaan ze heen
we weten het niet
ik weet het niet
wat zou ik moeten weten
ik ben vier…
onvoltooide levens
de val van de berlijnse muur!
wat jammer dat mijn vader
dat niet meer mocht meemaken
zo gaat dat met die dingen
geschiedenis kent geen einde
je ziet nooit hoe het afloopt
tijd duurt slechts een mens lang
en dood komt immer ongenood
en ongelegen
dus bijgevolg blijft ieders leven
zoals geschiedenis
onvoltooid
ooit heb ik jouw portret geschilderd
weet je wel waarom
later in de stad
dronk je pils
en kocht een spijkerbroek bij V&D
het dier in mij kwispelstaartte
al was je pas achttien
je wist verdomd
waarom de vogels fluiten
op dezelfde dag
dat ik een dode vogel
in de tuin vond
brak er in pakistan
een burgeroorlog uit
dat geeft te denken
nietwaar
opschietende
huizenblokken
daverende hitte
mengt zich met
bouwvakkerskreten
diender schrijft bon
voor foutparkeerder
vliegtuig vol
vakantiegangers
zet landing in
een dag in het leven
vrijdag 27 april
tweeduizendenzeven
paaszondag in het hospital
vanaf het ziekbed van mijn zwager
(hij was ontdaan daar hij zojuist
ontdekt had dat zijn buurman
morsdood in bed lag) hoorde je
de paasklokken uitbundig luiden
…hoorde je de klokken luiden
voor het feest van de verrijzenis
de overbuurman, door een infarct
aan bed gekluisterd als een kind
zo hulpeloos, had zich bescheten
in de plotselinge consternatie had
na het plotselinge sterfgeval
het personeel hem glad vergeten
je hoorde er de klokken luiden
voor het feest van de opstanding
…en nu kwakt de zon haar dooiers
over de plantsoenen waarin tulpen
hyacinten en narcissen bloeien
een merel verslindt een regenworm
op het gras rond het hospitaal
terwijl de zieken hun paasmaal krijgen
en de paus zijn zegen geeft
kun je de klokken horen zingen
van geboorte en van dood
en van verrijzenis
parade in de sneeuw
dof glanzen grijze helmen
de zon speelt
met de loop van mijn machinepistool
een oranje straaljager
krijst boven ons als een meeuw
eenzaam wappert een vlag
stappen trappen zwarte gaten
in de ongerepte sneeuw
klinkt tromgeroffel
speelt de kapel
louis blues
s´morgens
een machtige hand trekt een voor een
de spijkers uit het firmament
en het scherm waaiert open
voor een volgend bedrijf
de wereld hangt nog
als een zwaard van damocles
aan een enkele ijle zonnestraal
misschien is het daarom dat ik
voortdurend
de adem inhoud
schoon schip maken
voor de laatste keer
alles de container in
de oude leuzen
tienjarenplannen
zwerfstenen
dromen van tijd
en onsterfelijkheid
maar niet
de dagelijkse zonden
niet de straatslijpers
befaamd in de
vloeibare steden
niet de smoelen
van de bijna maar nog
niet gans vergetenen
niet de wensvaders
en de passieprekers
niet de liereman
en zijn lied
die niet
de rest kan
wat mij betreft
bij het grof vuil
ach ik zou nog
zoveel willen weten
maar het vragenuurtje
is voorbij
sisyfus
vijftien schreden naar boven
vijftien naar beneden
dagen rijgen zich aan dagen
slapen waken en weer slapen
je stijgt op en daalt af
immer langs dezelfde trap
de wereld is een trappenhuis
en jij de trapbewoner
het lichaam uitgewoond
de ziel is uitgewoond
klimmen dalen op en neer
slapen waken en/of dromen
van de dagen en de nachten
rondom groeien muren dicht
soms schrijdt hij rond
pronkend met zijn witte jas
zijn gezicht van bladgoud
zijn stethoscoop en plastic hart
zijn gsm
zijn ballpoint met vier kleuren
als een pauw met zijn veren
soms is hij terrasrat
minimeisjes versierend
madeliefjes plukkend
murmelend en denkend
dat hij napoleon is
soms is hij gewoon
johnnie de gangmaker
Thuiskomst
Schrijlings zittend op de
drijvende salontafel laat hij
vrolijk zijn voeten buiten
boord bungelen
de krans van wier die prijkt
op zijn kale kop waarop de
albatros zijn nest al bouwt
brandt in de winterzon
de ijskast bromt – er is geen hoop
tunnelvisioen
de python degusteert
loom zijn feestmaal van
metaforen en marines
koningsrossen
labyrinthen
baadsters en signalen
en heel veel kindervreugd
de python strekt zijn koppen
en spuuwt bedachtzaam
een stroom van fietsers uit
dit alles onder de wieken van
de grote beschermengel…….
uitgemaakt
nadat je hem
geplukt
uitgezogen
en ter aarde
geworpen had
doofde je hem
onder
je stilettohak
en dat was dat
vliegbasis
bloedwarm hart waarin mijn stap klinkt
als de hete adem van een trom
overal scharnieren skeletten hun lach voorbij
terwijl hardop machines denken
artillerie ratelt gedwongen
weke kindermond door ons belichaamd
bloemen omkransen als slangen uw haar
troepen marcheren af en aan
en verdwijnen in kloven vol donkerte
voortdurend scheuren sirenes tunnelslag
in het spiegelgladde straatgedreun
gij zijt een kelk vol honing
een geslacht van de diepste ideeën
snelle pijlen klieven de hemelwateren
en inderdaad spreekt door uw mond de aarde
zo wordt het weten een zeker weten
de lente wordt zomer zowaar
het licht wordt licht als voorheen
de goden worden weer gewone mensen
al zijn de mensen nu vogels geworden
in de ochtend kletteren melkbussen
een messbediende voert brood aan de spreeuwen
vrienden zijn het uit verre landen
zo eet de wei van mijn hand
…en het staal graaft in de moede lichamen
breek dan bloed van de gekruisigden
gapen wonden knarsertandende raketten
dood zijn de helden en nachtelijk gedruis
de levenden kussen hun vrouwen gedag
beklimmen hun trillend bevlekte machines
een waakzaam gillen striemen van granaten
het doffe dreunen van de lichamen
baren de steden hun ruïnes
springt angst van huis tot huis…
voor christian
woorden vond je
aan de boorden
van moeder maas
woorden
pasgeboren
van ruw materiaal
zwerfwoorden
je waste ze
je sleep ze
je schikte ze
je schiep
een brug
van taal
je zag dat het goed was
je ging huiswaarts
over de brug
voor nezam
het is geen god of demon die
mensen in verbanning drijft
ze vervolgt martelt vernedert
opsluit uitwijst weerloos maakt
als vogels voor de kat
het is het menselijk tekort
het onvermogen om te zien
dat wij ons laten leiden door
lieden die wij wijzen heten
hen die weten wat waarheid is
waarheid is een sloerie die
zich geeft aan iedereen
in naam van god van
vrijheid volk en vaderland
in naam van de profeet
ten koste van een mens
een grote gewonde ziel
een ondergaande zon
uitgekotst
en ziek van hart
de hemel is gebarsten maar
je hebt geen weerman nodig
om te weten uit welke hoek
de wind waait nezamuddin
blad in de storm!
warchild
ik doodde de tijd
keek in de wieg
naar de ik die ik was
damals
mijn fee heette friede
háár was helaas geen
lang leven beschoren
de wereld was
een bol van glas
het leven broos
en bitter
er was geen weer
maar onweer
er was onmacht
weermacht
en vier maanden later
viel de nacht
winterschreeuw
de kleine amor in de tuin
zijn kruin bedekt met sneeuw
voelt hoe de kille aarde
zijn hart bevriest tot steen
de vorst kauwt met scherpe tandjes
het ijsmaal dat hijzelf zich schiep
de merel stapt op stijve pootjes
en bekvecht met de spreeuw
de wilg klauwt met zwarte handjes
naar de ademloze poel
eenden kwekken eendenleed
geluidloos slaakt dan amor
een schreeuw een cri de coeur
voor de krakende planeet
willens en wetens
hees ik voor haar
de witte vaan verlangen
sluizen welsprekendheid
zette ik open
nu incasseert ze
onbewogen
de oogst bewondering
wat weten
uitwezens
wegwezens
van dit dwangbuis
wegwerphuis
de myriaden
rond mijn kerker
horen niet want
dit zijn geen
muren van steen
mijne heren
o neen dit zijn
vleesmuren
wat huil je nu
grote dichter
wist je dan niet
dat de tijd een vogel is
wat hij zei
(voor Ramsey Nasr)
wat mooi is bij Leopold en Gorter
dat is een deftige tederheid
dat is een belezen kwetsbaarheid
in een tijd die mij diep raakt
daar ik nood heb aan een tijdperk
van meneren en mevrouwen
in een eigen zielenwereld
waarin alles kloppend is gemaakt
nood heb ik aan vormvastheid
aan archaïsme en emoties
getoond door besnorde mannen
met hun eigen poezie
die men makkelijk kan bespotten
maar waar heel mijn hart naar haakt
zij stonden…
zij stonden daar
hij en zij en de wereld ertussen
ze wiegden de wereld
en kusten elkaar
hij en zijn sneeuwvrouw
hij was de zon en zij de zweep
waarmee hij de wereld
om zich tollen liet
hij sprak tot haar
napalmwoorden sprak hij
en zij
protuberansen wierp zij
in de kosmische
kraamkamer
ze stonden in
het eeuwig licht
hij schonk haar ten leste
een vederlicht gedicht
in klaterstaal gegoten